Blogs
Academische vorming in vier vragen
Vorig jaar was ik bij een etentje met docenten en studenten van de opleiding geneeskunde. Het thema van de avond was academische vorming. De studenten bleken daar een pragmatischer invulling aan te geven dan de docenten. De eerste vraag is dus: wat is het? De studenten zagen academische vorming vooral als het aanleren van enkele vaardigheden die je van iemand met een wetenschappelijke opleiding mag verwachten, zoals het geven van praatjes of het lezen van een wetenschappelijk artikel. Vanzelfsprekend horen deze zaken bij een academische opleiding, maar de docenten, onder wie ondergetekende, zagen het over het algemeen veel breder, namelijk als een ‘vorming’: je leert ook op een bepaalde manier na te denken, je op een bepaalde manier te verhouden tot jezelf en tot de wereld om je heen. De VSNU noemt, zo bleek, een aantal competenties die tot de academische vorming horen en door de universiteiten moeten worden aangeboden:
- Kritisch redeneren
- Kennis van de geschiedenis van de wetenschap en het vakgebied
- Formele en informele logica (drogredenen kunnen onderkennen)
- Kennis van de filosofie van de wetenschap en het vakgebied
- Numerieke vaardigheden
- Verbale vaardigheden
- Reflectie op het wetenschapsgebied en de plaats van deze kennis in de samenleving
Hiernaast noemt de VSNU in de begeleidende tekst ook (wereld)burgerschap en verantwoordelijkheid. De opleiding geneeskunde zegt erover “Academische vorming omvat niet alleen wetenschappelijke vaardigheden, maar ook contextuele, ethische, professionele en leiderschapsvaardigheden.” Hoewel accenten verschillen, wordt academische vorming duidelijk breder opgevat dan puur technieken. Ook de minister sprak in haar jaaropeningsrede over persoonlijke vorming en Bildung.
Na jaren met veel aandacht voor de inhoud van het onderwijs, neemt nu de aandacht voor academische vorming weer toe. Verschillende opleidingen willen in de komende jaren de component academische vorming versterken. De tweede vraag is dan: waarom? Mijn persoonlijke antwoord is dat ik studenten een goede basis wil geven om zichzelf verder te ontwikkelen op het niveau dat je van deze slimme jongelui mag verwachten, ze helpen zich op hun gemak te voelen in de wereld en om te kunnen gaan met de eisen die hun werk en de maatschappij aan ze stellen. Daarnaast denk ik dat het gunstig is voor de maatschappij als deze hoogopgeleide mensen de vaardigheden bezitten die hierboven staan beschreven en burgerschap, verantwoordelijkheid en een brede belangstelling ontwikkelen.
Als we hier inderdaad aan willen bijdragen in onze opleidingen, is de derde vraag: hoe? We spreken over gedragsveranderingen en dat is een langdurig proces. Je kunt (en moet) studenten de principes van de logica aanleren, maar je wilt ook bereiken dat ze die principes toepassen op elk krantenartikel dat ze tegenkomen. Dat laatste bereik je niet met losse oefeningen academische vaardigheden. Oefenen moet voortdurend geïntegreerd zitten in het inhoudelijk onderwijs. Heel belangrijk is dat docenten goed weten waar hun collega’s aan werken op dit vlak. Ik ben veel gemotiveerder om bijvoorbeeld een matig gevoel voor getallen aan te pakken als ik weet dat een andere docent straks het stokje overneemt. Veel belangrijke aspecten van academische vorming ontwikkelen studenten echter het beste via een rolmodel. De minister sprak hier onlangs ook over. Sommige studenten vinden zo’n rolmodel tijdens hun masterstage, andere niet. Tijdens de bachelorfase is dit veel moeilijker. Een docent die de studenten maar zes halve dagen zien, wordt niet zo gemakkelijk een rolmodel. Binnen ons huidige onderwijsmodel wordt dat dus nog lastig. Kortom, serieuze versterking van de academische vorming in de opleiding vraagt een behoorlijke aanpassing van het onderwijs.
Mijn laatste vraag is of we academische vorming van de student kunnen en moeten toetsen en er een cijfer aan hangen. Deze vraag stel ik aan de lezers.
15 September 2015
If you want to comment, please login on the left side of the page with your UU account..