Logo Utrecht University

Docentencommunity T@UU

Blogs

Een goede vraag is beter dan een goed antwoord

Afgelopen dinsdag 5 augustus 2014, las ik een artikel in de Volkskrant over de resultaten van de matchingsprocedure aan onze universiteit. Daarin stonden de bekende, maar voor mij toch altijd wel weer schokkende cijfers dat in het leerjaar 2012 36% van alle studenten die dat jaar was begonnen met een opleiding aan hogeschool of universiteit in Nederland is gestopt: 24% is veranderd van studie en 12% uitgevallen. Aan de UU was dit percentage in het eerste helft van dit jaar 13.8%, tegen 14.7% in het jaar ervoor. Veel docenten klagen over het gebrek aan motivatie van studenten binnen hun studie. Niks nieuws want Tacitus klaagde hier in 102 na Christus al over (1). De vraag blijft waarom leerlingen wel willen gaan studeren, maar toch vaak moeite hebben om hiervoor de dagelijkse motivatie op te brengen.

Deze vakantie had ik in mijn virtuele koffer, tegen beter weten in, twee e-boeken meegenomen: ‘Creating Innovators. The making of young people who will change the world’ van Tony Wagner (2), en ‘The Element’ van Ken Robinson (3).

Alhoewel de invalshoek van beiden anders is, is de centrale vraag vergelijkbaar: Hoe maak je onderwijs dat uitdagend is, creativiteit stimuleert en passie oproept bij studenten?
Ons huidige onderwijs is vaak lineair ingericht, waarin de lerende, gesorteerd op bouwjaar, in een geïndustrialiseerd proces, gebaseerd op conformiteit, gefocused op goede antwoorden en het vermijden van fouten, binnen de kortst mogelijke tijd naar het eindpunt van hun opleiding wordt geleid. De druk wordt bovendien nog flink opgevoerd door bindende studieadviezen en leenstelsels. Het halen van tentamens is dus essentieel geworden. Sta dus niet versteld als je als docent alleen maar vragen krijgt als ‘Telt deze opdracht mee voor een cijfer?’ of ‘Moeten we dit kennen voor het tentamen?’, in plaats van filosofische en verbredende vragen.

Het argument van beide schrijvers is dat de wereld van nu behoefte heeft aan creatieve denkers en innovators, maar dat we dit in onze opleidingen eerder ontmoedigen dan stimuleren. Studenten hebben geen keus en spelen het spel mee om een toegangskaartje naar een vervolgopleiding of de arbeidsmarkt te krijgen.

Ons onderwijs zou echter veel meer gericht moeten zijn op het bieden van de mogelijkheid voor studenten om in hun ‘Element’ te komen. Te onderzoeken wat ze leuk vinden en dit te combineren met wat ze goed kunnen. Onderwijs waarin we studenten aanmoedigen om intellectuele risico’s te nemen en eventueel te leren van fouten, in plaats van deze te bestraffen. Een iteratief pad in plaats van een summatief pad dus. Een quote van Robinson: ‘If you’re not prepared to be wrong, you’ll never come up with anything original’.

Om dit te faciliteren noemt Wagner de drie P’s die essentieel zouden zijn om dit aan te wakkeren in het onderwijs: Play, Passion, Purpose.
Play: Moedig de aangeboren eigenschap van mensen aan om te spelen, te ontdekken, te experimenteren.
Passion: Zorg dat ze hun eigen passie kunnen vinden. Hun eigen idee of probleem kunnen uitwerken.
Purpose: Maak dat er een duidelijk doel of context is, misschien zelfs wel een bestaand probleem of externe opdracht.

Veel van Wagners voorbeelden zijn onderwijsvormen waarin studenten in kleine teams vanaf nul een probleem of vraagstelling moeten uitwerken. Zelf ideeën en plannen moeten maken en pitchen aan elkaar. Experimenten moeten bedenken en zelf de theorie erbij moeten zoeken. De docent is zuiver een facilitator en beoordeelt met name het proces in plaats van het resultaat. De focus ligt op het iteratieve proces van ontdekkend leren, het stellen van de goede vragen, en niet op het geven van goede antwoorden.

Hoe bewaak je dan de kwaliteit van een opleiding? Uiteraard moeten er eindtermen zijn. Een sterke theoretische basis is immers nodig om creatief te kunnen zijn. Maar de eindtermen moeten veel meer worden gezien als uitgangspunt dan als streefniveau (4).

Kortom, iedere docent die zich ergert aan ongemotiveerde studenten kan ik aanraden deze boeken eens te lezen. Ik ben in ieder geval met een kritischere blik naar mijn eigen onderwijs gaan kijken…

 

Harold van Rijen is als hoogleraar werkzaam op het gebied van innovatieve leervormen in het biomedisch onderwijs en is verbonden aan de afdeling medische fysiologie van het UMCU.

 

(1) Tacitus, P.C. (102) Dialogus de oratoribus. 28: Iam vero propria et peculiaria huius urbis vitia paene in utero matris concipi mihi videntur, histrionalis favor et gladiatorum equorumque studia: quibus occupatus et obsessus animus quantulum loci bonis artibus relinquit?
Het lijkt mij echter dat de voor deze stad zo karakteristieke en eigenaardige ondeugden reeds in de moederschoot zijn ontstaan, het enthousiasme voor toneelspelers en hartstocht voor gladiatoren en paarden. Wat blijft er over voor de goede vaardigheden als de geest wordt bezet en geobsedeerd door deze zaken.
(2) Wagner, T. (2012). Creating innovators: The making of young people who will change the world, Simon and Schuster.
(3) Robinson, K. (2009). The Element: How finding your passion changes everything, Penguin.
(4) Rubens, W. (2013). E-learning. Trends en ontwikkelingen.


Rijen, H.V.M. van (Harold)
12 August 2014
Kennistags:

If you want to comment, please login on the left side of the page with your UU account..

Gerelateerd