Logo Universiteit Utrecht

Docentencommunity TAUU

Blog

Reflectie op de kloof tussen wetenschap en praktijk

Leren is van alle tijden, maar doceren – actief kennis overdragen – is relatief nieuw. Het oude leren bestond uit nadoen, de kunst afkijken bij een expert, een meester. Vaak moest je eerst worden toegelaten tot een werkvloer. En was je toegelaten dan moest de leerling maandenlang klusjes uitvoeren. Daarna mocht hij voorzichtig aan de zijlijn oefenen, en pas dan, een hele tijd later, mocht hij stapje voor stapje echte taken gaan uitvoeren, van simpel naar meer complex. En nog steeds gaat het op veel plaatsen zo, bijvoorbeeld de leerling-kleermaker die begint met koffie halen en rommel opruimen en misschien aan de zijlijn oefenen op restlapjes. Pas daarna mag hij met het echte werk beginnen: wekenlang stof knippen, maandenlang riemlusjes naaien, en pas heel wat stappen later komt het einddoel in zicht: het maken van een maatpak. Uitgangspunt bij deze traditionele meester-gezel constructie is dat het aan de leerling is om te leren, de meester hoeft niets anders te doen dan het goede voorbeeld te geven. Van actief doceren was dus eeuwenlang nog geen sprake, zo leerde ik gister bij een lezing van Stephen Billett, internationaal expert op werkplekleren. Hij is ooit zelf begonnen als kledingontwerper, zie daar het voorbeeld, maar inmiddels een begrip in medisch onderwijs. Hij heeft in veel verschillende werkvelden bestudeerd hoe mensen leren op de werkplek en vat dat proces samen onder ‘mimetic learning’. Want ook heden ten dage wordt er heel wat geleerd op de werkvloer, bewust en onbewust. Meestal positief, maar soms ook negatief, bijvoorbeeld als er op een zorgafdeling eigen gewoontes ontstaan en van persoon op persoon worden doorgegeven die de patiëntveiligheid in gevaar brengen.

De realisatie dat het leren in kennisinstituten eigenlijk pas een recente ontwikkeling is, gaf me een nieuw perspectief op mijn teaching fellowship ‘Leren op en over grenzen: verkleinen van de kloof tussen wetenschap en praktijk’. Vanuit historisch perspectief is het niet vreemd dat er met het creëren van leeromgevingen, met al hun goede eigenschappen voor het overdragen van kennis en competenties, tevens een kloof is ontstaan met de praktijk. En dat we keer op keer zien dat de transitie van leersituatie naar praktijk nog niet zo eenvoudig is. Vanuit de UU alumni hebben we de laatste jaren de roep gehoord om stages. Ze willen de ‘echte’ wereld in om vaardigheden te leren die ze in de academische setting niet op kunnen doen maar later in de maatschappij hard nodig hebben. Ik denk dat het onze taak is vanuit de universiteit dit ‘echte wereld’ leren niet aan het toeval over te laten. Dat we na moeten denken hoe we studenten hun weg laten vinden naar verschillende professionele omgevingen, academische en niet-academisch, profit en non-profit, academisch en niet-academisch. Dat wil zeggen dat we studenten moeten voorbereiden op een arbeidsmarkt waarin ze hun competenties in verschillende en veranderende omgevingen moeten kunnen inzetten, en ze leren interprofessioneel samen te werken. We zouden ze moeten leren hoe het kennismaken met nieuwe omgevingen niet als hobbel maar als rijk leermoment ervaren kan worden. En hoe ze hun competenties in verschillende velden en terreinen kunnen inzetten en bruggen kunnen slaan. Van wat de boer niet kent dat lust ie niet (ken ik niet, kan ik niet, wil ik niet), naar verandering van spijs doet eten (ken ik niet, leuk daar valt wat te leren, en ik kan bijdragen vanuit mijn unieke cv).


Manon Kluijtmans
18 november 2015

Reacties

  1. Clara Woude
    Clara Woude

    Een interessant stuk. Ik wil graag meer horen, of misschien meedenken, meepraten?
    Ik (docente sociale wetenschappen) vraag me af wat studenten eigenlijk nodig hebben aan academische en professionele vaardigheden, om hun weg te kunnen vinden in de maatschappij? Een vervolgvraag is hoe we hen kunnen begeleiden bij de ontwikkeling van deze vaardigheden.
    Ik zit nog niet diep in dit onderwerp. Hebben we aan de UU al stapels kennis-, visie- en beleidsdocumenten over deze vaardigheden in de kast liggen, en hoef ik alleen maar aan het lezen te gaan, of is het een idee om (weer eens?) om de tafel te gaan zitten om een en ander te overdenken, bijvoorbeeld in het kader van het in het artikel genoemde teaching-fellowship-verband?
    Ik ben benieuwd naar reacties.

U moet ingelogd zijn om te reageren, gebruik het formulier aan de linkerkant om in te loggen met uw solis gegevens.

Gerelateerd