Logo Universiteit Utrecht

Docentencommunity TAUU

Community

Grammatica-correcties bij scriptiebegeleiding?

Docenten, hoe gaan jullie om met grammatica-correcties in een scriptie? Als je een scriptie begeleidt, geef je dan ook suggesties en correcties op grammaticaal niveau? Bijvoorbeeld bij een volledige eerste versie?

 


Mathil Gelens
5 maart 2020
Kennistags:

Reacties

  1. Karin Rebel
    Karin Rebel

    Het is een lastig iets. Ze leren er heel weinig van als ik hun grammatica voor ze verbeter. Als ik digitaal correcties toevoeg, dan klikken ze gewoon op ‘accept all’. Als ik suggesties op papier zet, dan typen ze deze over. Bovendien hebben ze eerder, als onderdeel van een vak, Scientific English writing gehad.

    Ik zeg dan ook tegen mijn studenten dat ik geen grammaticacontrole doe in de draft. Wel vraag ik ze om elkaar hiermee te helpen.
    Ik geef drie keer feedback:
    Één keer op onderzoeksvraag
    Één keer op de structuur (dat is één a4tje)
    Één keer op de gehele draft. Dat doe ik met een rubric: waarom voldoe je hier nog niet aan, wat mist er nog, hoe kan je het verbeteren, enz. Taalgebruik is wel onderdeel van de rubric, dus het is wel onderdeel van het eindcijfer.
    Bij de laatste volledige draft laat ik studenten peerfeedback geven. Ze gebruiken hierbij ook de rubric en ik stimuleer ze om elkaar op grammatica-niveau te verbeteren
    – en ik vraag ze om de spellingcheck aan te zetten (!).

  2. Smagt, M.J. van der (Maarten)
    Smagt, M.J. van der (Maarten)

    Taalgebruik is belangrijk, niet zozeer om de taal per se maar wel omdat incorrect taalgebruik zorgt voor onduidelijkheid in de tekst (al is het zelfs maar omdat het de oplettende lezer afleidt van de inhoud).

    Daarom geef ik altijd feedback op de taal, ook bij de (laatste pre-) eindversie. Ga ik dingen verbeteren? Nee. Ik zet het altijd in commentaar en zelfs daar geef ik meestal meestal de verbeteringen aan door aan te geven: “Verander het in iets als” en dan een aanzet in de goede richting. Maar dat is helemaal aan het eind. In eerdere versies beperk ik me meestal tot vragen als: Wat wil je hier zeggen? (en daarna in een mondelinge bespreking: Waarom staat dat er dan niet…?)

  3. Arjan van Tilborg
    Arjan van Tilborg

    Meestal kijk ik kritisch bij een ingeleverd document naar grammatica/spelling. Als ik merk dat er significant veel van zulk soort fouten in de tekst staan, dan geef ik bij de Xste keer aan dat ‘ik merk dat er veel spellingsfouten in de tekst staan. Controleer de rest van je tekst hier verder zelf op en haal al de fouten er uit’. Ook geef ik soms aan dat als studenten hier moeite mee hebben, ze hun tekst door een ander kunnen laten doornemen waarbij ze expliciet vragen alleen op grammatica/spelling te letten en niet op inhoud.
    Daarnaast geef ik in de cursushandleiding aan dat bij officiële inlevermomenten (bijv. concepten die op Blackboard ingeleverd dienen te worden) het een ‘must’ is om het document zo foutvrij mogelijk in te dienen en dat, mocht het echt dramatisch zijn qua schrijfstijl, ik mij het recht voorhoud om te stoppen met nakijken (omdat het stuk door incorrect taalgebruik niet meer te begrijpen is of dusdanig afleidt dat het voor mij niet mogelijk is een goed oordeel te geven over de tekst).

  4. Daniel Janssen
    Daniel Janssen

    Leuke vraag! Taalfouten (voor zover ze docenten opvallen) hebben altijd effect op het oordeel. Dat weten we uit onderzoek naar opstelbeoordeling. Opstellen met een paar taalfouten krijgen lagere cijfers dan exact hetzelfde opstel zonder die fouten. Dat noemt men een Halo-effect. Zo beschouwd moet je dus uitkijken met nog eens extra punten aftrekken. Dat doe je namelijk toch al.
    Verder is het van belang dat je beoordelingscriteria vooraf helder zijn, zodat studenten weten of taalfouten ‘meetellen’. Welke aspecten van schrijfvaardigheid/tekstkwaliteit beoordeel je en hoe wegen die mee in het cijfer. Op die manier weten studenten beter wat er van hen wordt verwacht. Probleem daarbij is wel dat docenten binnen een opleidingen het zelden met elkaar eens zijn over de vraag wat een ‘goede tekst’ is. Studenten moeten het vaak doen met particuliere opvattingen van docenten die tot algemene regel worden verheven (zoals: in wetenschappelijke teksten gebruik je nooit ‘ik’ of ‘wij’). Studenten beschrijven leren schrijven dan ook wel als ‘uitvogelen wat docent X of Y precies van je verlangt’.
    Het is de taak van elke opleiding om de (academische) schrijfvaardigheid van studenten verder te ontwikkelen. Maar ik ken maar weinig opleidingen die dat ook systematisch doen; die bijvoorbeeld een schrijfvaardigheidsleerlijn hebben. Als je die hebt, dan zou je precies moeten weten welke niveau van schrijfvaardigheid je van een cursist verwacht en dus hoe zwaar je tekstuele problemen een student mag aanrekenen. We denken vaak 1) dat studenten op de middelbare school hebben leren schrijven en/of 2) dat de verwerving van academische schrijfvaardigheid verder vanzelf gaat. Beide verwachtingen kloppen niet. Uit taaltoetsen die we een aantal jaren in blok 1 hebben afgenomen bij studenten van verschillende faculteiten, blijkt dat ongeveer 65% van de eerstejaars onvoldoende taal/schrijfvaardig is. In blok 4, bij een nameting, is er geen enkele voortgang te meten. In de tussentijd hebben die studenten tal van ‘papers’ geschreven, feedback gekregen enzovoort.
    Omdat studenten niet vanzelf betere schrijvers worden, hebben we in ons departement (Talen, literatuur en communicatie) een schrijfmethode ontwikkeld: Schrijven voor de wetenschap. Die methode bestaat uit een boek, toetsen en e-learning waarmee deficiënties kunnen worden weggewerkt en nieuwe vaardigheden kunnen worden geoefend. https://shop.coutinho.nl/store_nl/schrijven-voor-de-wetenschap.html. Misschien iets om te overwegen?

U moet ingelogd zijn om te reageren, gebruik het formulier aan de linkerkant om in te loggen met uw solis gegevens.

Gerelateerd