Blogs
Van Peuter tot Postdoc: onderwijs in het vrije veld
Materiaal: een zandhoop achter de Botanische Tuinen op de Uithof en een grote tuinslang. Docentenhandleiding: studenten in een halve kring er omheen, kraan open zetten en leren kijken. Dit deden we aan het begin van het jaar en we doen het nu weer. Alles bij elkaar met een paar honderd studenten verdeeld over practicumgroepen van vijftien tot dertig mensen. Erbij tonen we een geprinte foto op A3 met daarop een puinwaaier zoals je die in veel berggebieden aantreft. “Zijn dat riviertjes?” vragen de studenten.
Als de kraan open gaat, gaan de ogen ook open. De studenten verdringen zich om te zien hoe de puinstroompjes van water en zand zich als guirlandes op de helling van de zandhoop draperen. Hoe hobbels en bobbels worden overwonnen, vlak gestreken, en vervangen door een waaier van lange zandvingers. Om te zien hoe veranderlijk de sterkte van de stroming is terwijl iedereen begrijpt dat de kraan gewoon constant water geeft. En dit allemaal in een hoop zand die op elke bouwplaats en in elke zandbak ligt.
De studenten benoemen de overeenkomsten met de foto van de echte puinwaaier, die een kilometer groot is: lobben aan het uiteinde van de puinstromen, huizenhoge stenen die werden meegevoerd, het uitgesproken reliëf boven op de helling en de gladde uitwaaierende stroming onderaan. En de dijkjes die de puinstroom zelf maakte, waardoor ze op de foto voor riviertjes werden aangezien.
“De hier beschreven verschijnselen zijn voor een gedeelte dingen die u dagelijks waarneemt … Voor een ander gedeelte zijn het verschijnselen die u niet kent, en die toch elk ogenblik te zien zijn; het is voldoende uw ogen aan te raken met de toverstaf die heet: ‘weten waar ik op letten moet’!”
Observaties en vragen herhalen we in onze woorden. We pareren ze met vragen als “Wat denk je dat er gebeurt?” en “Hoe denk je dat het zit?”. De studenten zwaaien met hun armen terwijl ze even worstelen met het formuleren van hypothesen. De opluchting dat dat lukt laat de hele groep even bewegen en wiebelen. Veel studenten, echt niet alleen maar jongens, willen de zandhoop oprennen om aan te wijzen wat ze bedoelen.
“Wie houdt van de natuur neemt haar verschijnselen waar zoals hij ademt en leeft: uit een aangeboren, diepe drang.”
Sommigen worden pas actiever nadat we uitleggen wat nou het belang is van deze landvormen. Veel dorpen en zelfs ziekenhuizen zijn op dit soort puinwaaiers gebouwd waarvan men dacht dat ze inactief waren. Dat gaat weleens goed fout en de studenten verklaren die mensen graag voor gek. Maar de mensen die daar wonen verklaren ons juist voor gek omdat wij onder de zeespiegel leven. We vragen de studenten om met ideeën te komen over wat we kunnen manipuleren om de puinwaaier anders te maken of de puinstromen van dat dorp weg te houden. Samen besluiten we welke proef we doen en wat we verwachten dat eruit komt. Heel veel studenten willen de natuur letterlijk indammen en zijn maar half onder de indruk als ze berekenen dat hun enorme dam van 10 centimeter hoog in werkelijkheid 10 meter hoog is, wat heel veel geld kost. Maar omdat ze zonet al zagen hoe die puinstromen elke hobbel in het landschap uit de weg ruimen, zijn ze, na de aanleg van de dam, toch niet erg hoopvol dat deze gaat werken. En binnen een minuut nadat de kraan weer open gaat zucht de groep collectief omdat deze hypothese klopt. Weg dam. Weg stukje maakbare wereld.
Ze zijn betrokken, ze zien de natuur in actie met hun ogen en hun handen en toch stellen ze niet heel veel vragen. Veel antwoorden geven ze wel, zonder het besef dat dat allemaal hypothesen met misconcepties en vooroordelen zijn waarvan sommigen goed genoeg zijn om te testen.
“ … open lucht-waarnemingen … helpen … om ons onderwijs te doen aansluiten bij het leven: zij geven ons een natuurlijke aanleiding tot het stellen van duizenden vragen.”
De helft van de studenten, eerstejaars aardwetenschappers, is zich verlammend bewust van peer pressure en houdt zich in met hardop uitspreken wat ze denken. De andere helft van de studenten zijn leerlingen van basisscholen die de Summerschool Junior doen en zij houden niet meer op met praten. Maar in alle groepen wordt de zandhoop aan het eind van het practicum bestormd. Misschien moet eerst hun acute dorst naar tactiele ervaringen en ’embodied understanding’ worden gelest voordat ze hongerig worden naar antwoorden op vragen die ze eerder nog niet stelden. De diepe drang is er al, maar velen moet ik eerst aanraken met de toverstok voordat ze nieuwsgierig genoeg zijn om goede onderzoeksvragen te willen leren stellen. En dat laatste is mijn hoogste doel. Van peuter tot postdoc.
(citaten afkomstig uit het voorwoord van De natuurkunde van het vrije veld, van Marcel Minnaert (1937).
13 July 2017
If you want to comment, please login on the left side of the page with your UU account..