Nieuws
Is loting (on)rechtvaardig?
Afschaffing van loting als toegang tot het krijgen van onderwijs raakt de aantasting van democratische waarden zoals het recht op vrije studiekeuze en het principe van gelijkheid en rechtvaardigheid (iedereen moet een gelijke kans hebben op het volgen een studie naar keuze). Anderzijds doet (gewogen) loting onvoldoende recht aan verschillen in kwaliteit en verdienste van het individu en aan het democratisch principe van besluitvorming op grond van meningsvorming en argumenten.
Tijdens een door de KNAW georganiseerde discussiemiddag op 16 september met als titel ‘Is loting (on)rechtvaardig?‘ stonden twee vragen centraal :
1) kan loting rechtvaardig plaatsvinden en onder welke voorwaarden?
2) hoe staat (gewogen) loting t.o.v. andere selectieprocedures?
Als antwoord op de eerste vraag werd door verschillende sprekers gesteld dat loting gerechtvaardigd is:
– onder een groep van kandidaten van gelijke geschiktheid;
– in situaties zonder relevante argumenten/criteria voor selectie;
– in situaties waarbij selectiecriteria raken aan de grenzen van het rationele beoordelingsvermogen.
Daarmee is echter de discussie rondom selectie door middel van loting niet opgelost. De vraag ‘wat is gelijke geschiktheid?’ is in onze samenleving dermate complex (geschikt voor wat? Succesvol doorlopen van de opleiding, uitoefening van een beroep, beheersen van specifieke vaardigheden, etc.?) en vereist een brede discussie waarin niet alleen rechtvaardigheid moet worden meegenomen, maar ook andere waarden zoals democratisch draagvlak, totale hoeveelheid welvaart, motivatie van kandidaten, etc.
Op de tweede vraag is (ook) geen eenduidig antwoord te geven. Loting is een bewezen betrouwbare manier om studenten te selecteren voor een opleiding, maar daarmee niet noodzakelijk rechtvaardig. Andere selectiemethoden dan loting zijn minder valide/betrouwbaar (op zijn best wordt 25% van variantie verklaard door individuele criteria). Dit is echter geen reden om deze methoden af te doen als oneerlijk of onrechtvaardig (hooguit als niet valide/onbetrouwbaar). Met betrekking tot alternatieve selectiecriteria zijn ook positieve geluiden te horen (o.a. bij Geneeskunde aan de EUR en RUG). Geselecteerde studenten doen het op onderdelen beter in de Master dan door loting geplaatsten; en de deelname aan een selectieprocedure heeft positief effect op inzet / motivatie en studiesucces. Met deze discussie in het achterhoofd is het opvallend dat besloten is om (vooralsnog in studiejaar 2016-2017) selectie door middel van loting af te schaffen. De vraag is: hoe nu verder? Enkele vragen door Ingrid Robeyns (EUR) opgeworpen tijdens de bijeenkomst:
– kunnen we eerlijke selectiecriteria ontwerpen per opleiding?
– kunnen we capaciteit verhogen en hopen op marktwerking?
– kunnen we instroom beperken door substantiële salarisverlaging (en minder uren werken)?
Veel van de huidige kennis over selectiecriteria is gebaseerd op resultaten van opleidingen waarbij de vraag naar opleidingsplaatsen het aanbod ruim overstijgt. Dergelijke opleidingen kunnen het zich permitteren om bij de selectie te richten op een populatie van goede/excellente studenten, omdat deze toereikend is om de numerus fixus te vullen. Echter, opleidingen die in een selectieprocedure de fixus niet halen (bijv. vanwege een kleinere vraag of afschrikwekkende werking / hoge drempel tot deelname aan de procedure) zijn verplicht om alle studenten in de procedure te plaatsen, ook wanneer ze niet voldoen aan de selectiecriteria. In plaats van op excellentie zouden opleidingen zich kunnen ook richten op het (uit-)selecteren van studenten die ongeschikt zijn, maar dat stelt andere eisen aan een selectieprocedure.
Een belangrijke vraag bij de inrichting van een selectieprocedure is: welk(e) doel(en) heb je als opleiding met de selectie? Wil je bijvoorbeeld selecteren op studenten die de opleiding succesvol doorlopen (goede studievaardigheden en grote inzet) of wil je selecteren op kennis, capaciteiten en motivatie die nodig zijn voor een vervolgopleiding of bepaald beroep? Dit stelt verschillende eisen aan de inrichting van een selectieprocedure. Kort gezegd, vraagt eerste een procedure die in overeenstemming is met de inhoud en opbouw van de opleiding en het tweede een procedure die aansluit op specifieke vaardigheden en attitude in het beroepenveld. Die zijn niet noodzakelijk hetzelfde en bovendien ook aan tijdgeest onderhevig. Dit betekent dat de selectieprocedures voortdurend tegen het licht gehouden moeten worden en aan wijziging onderhevig kunnen zijn, wat het een kostbare en tijdrovende onderneming maakt.
Concluderend, zijn er dus positieve berichten te horen over selectieprocedures anders dan loting, maar ze vragen een opleidingspecifiek ontwerp en zijn daarmee kostbaar en tijdrovend in vergelijking tot loting. Om bij selectie toch te kunnen voldoen aan kwaliteiten en verdiensten van het individu is een alternatief dat we een deel van de populatie (blijven) selecteren door middel van loting (wanneer selectiecriteria de grenzen van ons beoordelingsvermogen raken) en een deel met behulp van alternatieve procedures (in het geval van overduidelijke excellentie of ongeschiktheid). Belangrijke kanttekening hier is: hoe leggen we een dergelijk systeem (waarbij selectiecriteria slechts betrouwbaar/valide genoeg zijn voor selectie van een deel van de populatie) uit aan de gehele maatschappij?
Tim van Wessel, Onderwijskundig Adviseur, COLUU
Wilt u reageren? Log dan in met uw solis-ID en laat uw reactie achter onderaan dit bericht.
24 september 2013
U moet ingelogd zijn om te reageren, gebruik het formulier aan de linkerkant om in te loggen met uw solis gegevens.