Blog
Boekbespreking: Het excellentietraject
Bespreking van Het excellentietraject. Discussies over wetenschap, onderwijs en de universiteit (Uitgeverij Panchaud, 2015) – door Jaap Bos
Ik las Het Excellentietraject van Rudolf Dekker tegelijk met Joris Luyendijks boek over de banken (Dit kan niet waar zijn). Luyendijk is de betere schrijver van de twee, en zijn onderzoek is ook veel beter gedocumenteerd, maar de boodschap van beide werken luidt ongeveer hetzelfde: het systeem is verrot, en als er niks gebeurt gaat de hele boel naar de verdoemenis.
Dekker, historicus, schetst in minder dan 100 pagina’s een inktzwart beeld van de alma mater, waar bestuurders met een eindeloze reeks aan bureaucratische maatregelen de studenten monddood en de wetenschappers murw lijken te hebben gekregen. Het is de klacht die een jaar of twee in NRC stond: ‘de managers hebben gewonnen’.
Veel punten in het betoog van Dekker zijn herkenbaar: outputfinanciering van diploma’s bevat een perverse prikkel en werkt middelmaat in de hand, de verschoolsing van de universiteit (waar studenten het hebben over ‘leraren’ en letterlijk over ‘school’) is dodelijk voor de creatieve geest, de krankzinnige publicatiedruk levert vaak veel van hetzelfde en weinig nieuws op, ‘internationalisering’ lijkt te zijn bedacht voor de goede sier, niet voor de kwaliteit, enzovoorts. Weinigen durven er iets van te zeggen, want ook universiteiten gaan gebukt onder een cultuur van angst, zegt Dekker.
Als gezegd: de vergelijking met Luyendijk dringt zich op, maar er zijn dan toch twee punten van verschil. Ten eerste sprak Luyendijk met ongeveer 200 bankiers, programmeurs, risicoanalisten, beleggers, en ander volk in ‘the City’, en hij kwam tot de ontdekking dat het aardige en redelijke mensen zijn die je niet zo goed iets kunt verwijten omdat ze nu eenmaal ook gevangen zitten in het systeem (wat het probleem overigens niet minder groot maakt, in tegendeel). Dekker, die zich meer op een verzameling losse observaties en indrukken baseert, lijkt de schuld geheel in de schoenen van ‘de managers’ te schuiven, die hij verwijt willens en wetens de zaak te hebben opgeblazen. Waar Luyendijk onderzoekt, klaagt Dekker dus aan. Het excellentietraject is een woedend betoog. De woede is authentiek, maar vertroebelt het beeld, ten dele zozeer zelfs dat het betoog ernstig wordt aangetast.
Ten tweede kan men na het lezen van Dekker niet anders dan concluderen dat de zaak verloren is. De universiteit staat in brand, en wat staat ons te doen? Niets. Men werpt het hoofd in de schoot, gaat naar huis. Luyendijk geeft evenmin oplossingen, maar zijn boek zet aan tot handeling. We zijn rakelings langs de afgrond gegleden (een totale crisis die het hele economische leven tot stilstand zou hebben gebracht): dat kunnen we ons geen tweede keer veroorloven.
De les die we uit Dekker zouden moeten trekken luidt dan ook dat de universiteit zich moet heruitvinden. Wat is de opdracht van dit instituut in de 21e eeuw? Wat is de functie van kennisproductie en –overdracht in de huidige maatschappij? Ja, waartoe leiden wij studenten op? Vragen die Rethink-UU, ‘de nieuwe universiteit’, en andere kritische bewegingen stellen, en die as we speak worden besproken – niet buiten, maar zoals het hoort binnen de muren van academia, op de werkvloer, en met de studenten.
25 juni 2015
Reacties
U moet ingelogd zijn om te reageren, gebruik het formulier aan de linkerkant om in te loggen met uw solis gegevens.
De redactie ontving van Rudolf Dekker, auteur van het hierboven besproken boek, de volgende reactie op deze boekbespreking:
“Het is mooi dat Jaap Bos aandacht besteedt aan mijn boekje Het excellentietraject, maar het is jammer dat hij daarbij nogal wat fouten maakt en de inhoud verkeerd weergeeft. Om te beginnen ben ik geen ‘historicus aan de Universiteit van Amsterdam’. Ik ben wel historicus, maar niet ‘aan de Universiteit van Amsterdam’. (inmiddels aangepast, red.) In mijn boekje inventariseer ik de huidige problemen in wetenschap en onderwijs, grotendeels op wat daarover door anderen is geschreven. Uit die literatuur blijkt dat er een breed ongenoegen leeft onder medewerkers en studenten. Dat ik, zoals Jaap Bos schrijft, ‘de managers’ de schuld van de problemen geef, is beslist onjuist. In mijn visie gaf de in de late jaren 1990 ingevoerde autoritaire bestuursstructuur de aanzet tot de huidige problemen, zoals ik toen al voorspelde: een systeem zonder checks and balances leidt nu eenmaal tot misstanden. De kwalificatie ‘woedend betoog’ zie ik als een vorm van moderne taalintensivering, zoals onlangs onderzocht door neerlandica Christine Liebrecht. Het lijkt er meer op dat Jaap Bos zelf woedend is, maar waarom? Hij verwijt mij dat ik geen oplossing aandraag, maar dat doe ik wel: er kan wat veranderen als de in de wet vastgelegde bestuursstructuur verandert, een politieke oplossing dus. Jaap Bos gelooft daarentegen dat alle problemen kunnen worden opgelost ‘zoals het hoort’, dat wil zeggen ‘op de werkvloer’ door te discussiëren over ‘kennisproductie’. Jaap Bos noemt dat ‘we speak’. Dat is een Freudiaanse verschrijving. In mijn boekje heb ik een paragraaf gewijd aan universitaire ‘newspeak’, waarvan Jaap Bos inderdaad een paar fraaie voorbeelden geeft. Wie daarover meer wil weten zal het boekje zelf moeten lezen.”