Blog
Scriptie perikelen: doorstuderen als perverse prikkel of als duwtje in de rug?
Stel, je bent scriptiebegeleider bij een academisch masterprogramma. Zo’n programma duurt maar één jaar, dus voor je knippert met je ogen zijn studenten al met een afrondende scriptie bezig. Op het moment dat de coördinator met strakke deadlines komt, zijn veel studenten nog aan het twijfelen over een onderwerp en willen rustig eerst andere vakken of stage afronden. Gelukkig mag je een eigen onderwerp kiezen, want dat maakt een masterprogramma en een scriptie stukken aantrekkelijker, maar je moet wel voor periode 4 is afgelopen je scriptie inleveren. Waarom is dat zo belangrijk? Is het niet een duidelijk teken dat we doorschieten in de doorstroom mentaliteit? Dat programma’s moeten scoren, dat de financiering door het ministerie ervan afhankelijk is? In de enorme beweging rond de herziening van masterprogramma’s wordt duidelijk dat de percentages afstudeerders omhoog moeten. De percentages zien er soms ook niet aantrekkelijk uit. 20% van je studenten die op tijd afstuderen, of 30% na twee jaar is niet veel. Maar een cijfer zegt niet zoveel. Veel coördinatoren kunnen met naam de studenten noemen die er langer over doen, vaak met goede redenen (deeltijdstudie, persoonlijke omstandigheden). En waar nodig bied je dan natuurlijk coulance, en weiger je niet botweg de begeleiding van een scriptie. Cijfers mogen niet allesbepalend zijn, dat staat voorop.
Toch wil ik wel een pleidooi houden voor het op tijd afronden van je programma. Daarvoor heb ik eigenlijk twee redenen. De eerste is dat in de huidige organisatie masterprogramma’s niet het eindstation van leren zijn. Onze kennissamenleving betekent dat je ook na een masterjaar waarschijnlijk nog veel bij- en nascholingen, of wellicht nog een masterprogramma zult gaan doen in de toekomst. Hoewel huidig overheidsbeleid dat sterk lijkt te ontmoedigen (tweede masterfinanciering aan de UU kost 14.000 per jaar) is dit investeren in jezelf wel de trend die ingezet is. Veel belangrijker is echter de status die de scriptie krijgt. Waar tot in de jaren negentig de scriptie het visitekaartje van de student was, en waar ziel en zaligheid een plek moest krijgen, is een scriptie nu van de meesterschoen die het was, geworden tot een ‘proeve van bekwaamheid’. Het is een werkstuk, een groot paper, een stuk waarin je laat zien dat je een academisch denkniveau hebt. Het is geen proefschrift en geen monografie die zo via een uitgeverij het grotere publiek kan bereiken. Ik noem een bachelorscriptie (7.5 ects) bewust ‘een groot paper’ zodat studenten het werk van het voetstuk halen waar het niet hoort, en ook een eenjarig masterprogramma maakt een scriptie meer bescheiden. Het is daarmee minder groots dan veel studenten vaak denken. Het is doenbaar.
De tweede reden is dat doorstuderen in de zomer, en het aloude adagium dat een academisch jaar pas eindigt waar het volgende begint (31 augustus op 1 september), niet meer passend is bij deze tijd. De student zit van september tot juli in een studieritme dat uitmondt in een scriptie. Wie in de flow van het studeren doorgaat, even doorbijt, zal de eindstreep prima kunnen halen. De ervaring leert dat scripties die in de zomer worden ingeleverd kwalitatief niet beter, soms zelfs slechter zijn. De ervaring leert ook dat wie de magische grens overschrijdt van 1 september ook op 1 oktober nog lang niet klaar is en vaak met moeite juli het jaar erop pas haalt. We moeten op adem kunnen komen, zowel de student als de docent, en dat moeten we elkaar gunnen. Dus even doorstuderen in blok 4 levert echt wat op. Het levert studenten op die deadlines leren halen, die projectgericht kunnen werken en die de proportie kunnen aanbrengen in een werkstuk dat het in de huidige samenleving verdient. De deadlines zijn daarom meer duwtjes in de rug dan gemotiveerd door perverse managers. En wie het nodig heeft, kan altijd een uitzondering op de regel worden.
11 juni 2015
U moet ingelogd zijn om te reageren, gebruik het formulier aan de linkerkant om in te loggen met uw solis gegevens.