Blogs
Saaie cijfers?
Over het belang van onderzoek in de psychologie en de lage waardering hiervan bij studenten.
De meeste psychologie studenten slaan vakken als methoden en statistiek liever over, dat is bekend. En door mij ook herkend; ik was ook zo’n student. Tijdens mijn masteropleiding zat ik te zweten boven het tentamen statistiek en ik verweet de opleiding dat ik dit “duidelijk niet-relevante vak” moest volgen . Ik wilde immers met psychologische processen en mensen aan het werk dus wat moest ik met al die SPSS knopjes, ANOVA analyes en F-waardes?
Fast forward naar vandaag en je vindt me voor een werkgroep waar ik sta te verkondigen hoe belangrijk die zelfde F-waardes zijn en hoe leuk het is deze te berekenen. En dat meen ik ook. Ik ga het leven namelijk door als onderzoeks-nerd .
Als onderzoeksassistent op de Eating Disorder Unit van het Institute of Psychiatry aan King’s College London maakte ik kennis met het klinische onderzoek en vanaf dat moment was ik verkocht. Een PhD doen zat zeker niet in mijn planning, maar het eindeloos nadenken over onze anorexia patienten en hun ziektebeeld was spannend en leerzaam. Overtuigd dat angst een grote rol speelde in de anorexia was ik dagen lang op zoek naar artikelen die miijn theorie dan wel bevestigden dan wel omver gooiden.
En toen mocht ik zelf studies bedenken, wat een heerlijkheid! Met grote bakken koffie kon ik de prachtigste experimenten bedenken. Helaas werd ik vervolgens door mijn supervisor dan uitgelegd dat 3 uur testen doen niet zo leuk is voor een patient met zwaar ondergewicht-o ja… Dan volgde verder stroomlijnen van het onderzoek om vervolgens het jaar erop zowaar patienten te includeren (hier gingen nog 6 maanden frustratie met de ethische commissie aan vooraf, maar dat even terzijde). Na het includeren en de datainvoer (gaap) the moment of truth: het analyseren van de data. Een natuurtalent was ik duidelijk niet, nieuwsgierig en een doorzetter wel. En dat lijkt genoeg te zijn. Want na avonden met Field, youtube filmpjes over de MANOVA (ja ja) en overleg met collega AIO’s was het dan zover; een resultatensectie. En niet zomaar een… Mijn hypothese was bevestigd! YES! De patiënten met veel angst waren inderdaad SIGNIFCANT minder goed met lastige sociale situaties dan de patienten met weinig angst. Het presenteren van deze studie aan de behandelaren op een congres in Salzburg, het uiteindelijk doorsturen van het artikel naar vrienden en familie (wat je dan doet bij je eerste publicatie) en het bijhorende gevoel zal ik nooit vergeten.
Dat ik niet alle studenten enthousiast zal kunnen krijgen heb ik na 2 jaar werken op de UU wel geaccepteerd. Dat niet alle studenten die ooit de klinische praktijk in willen het belang van onderzoek zien, is voor mij minder acceptabel. Want hoe kun je een goede behandeling aanbieden als je er geen van idee hebt of er inmiddels behandelstudies zijn die aangetoond hebben dat de CGT voor jouw anorexia patient niet werkt tenzij je eerst een flink stuk motivatieverhoging doet? De afgelopen 3 jaar heb ik mij er dan voor ook ingezet om alle opdrachten en oefeningen met statistiek onderwerpen relevant te maken voor studenten. Als coördinator van de Methoden, Techniek en Statistiek 2 cursus voor de eerstejaars (MTS2), en de MTS3 cursus voor studenten die het studiepad klinische en gezondheidspsychologie kiezen, betekent dit dat ik de betrokken docenten lastige analyse technieken laat uitleggen aan de hand van praktijkvoorbeelden. Ik leer studenten de post-hoc tests door ze een onderzoek te laten bedenken waarbij ze zelf de onderzoekspopulatie kunnen kiezen. Ben je als student geïntereseerd in Persoonlijkheidsstoornissen? Prima, leg me dan uit welke afhankelijke variabelen je zou kiezen en waarom. Wil je als student later graag stage lopen op een dieetcentrum? Leuk, en hoe zou je een experiment opzetten om te onderzoeken of het aanbieden van sport-tips positieve effecten heeft op gewichtsverlies?
Ik merk dat op deze manier ook de grijze waas die over de statistiek vakken hangt wat verdwijnt. In evaluaties geven de studenten aan de cursussen “eigenlijk best leuk” te vinden. En dat het gebruik maken van praktijkvoorbeelden “echt helpt” de onderwerpen relevant en hierdoor laagdrempelig en “niet heel saai” te maken.
Nee, niet iedereen zal een onderzoeker worden. En gelukkig maar, er zijn al zo weinig fincanciele middelen om onderzoek te doen. Maar toen een aantal studenten mij vorig jaar aan het eind van hun bachelor vertelden dat ze zich, na het volgen van MTS3, hebben aangemeld voor de research masters waarbij ze zich willen richten op gezondheidsgedrag of op klinische behandelingen voor depressie, was dat voor mij de reden om (letterlijk) een dansje te maken. En het maakt dat ik met veel plezier en met nieuwe inspiratie de zomer in ga om na te denken over de verschillende manieren studenten nog meer te laten snuffelen aan onderzoeksmethoden en bijhorende statistische (heus niet zo ingewikkelde) toetsen.
Mocht iemand nog briljante ideeën hebben hoor ik het graag!
Lot Sternheim is docent bij Klinische & Gezondheidspsychologie, daarnaast doet ze onderzoek op Altrecht Eetstoornissen Rintveld. Lot was dit jaar één van de drie genomineerden voor de UU Jong Docenttalent prijs.
12 June 2014
If you want to comment, please login on the left side of the page with your UU account..