Blogs
Academisch niveau
Gisteren reikten Marjanne Everts en ik als programmaleiders van het Descartes College de certificaten uit aan de 70 studenten die de vier cursussen uit het programma met goed gevolg hadden voltooid. Dat gebeurde in de Aula onder het toeziend oog van ouders en andere relaties. Ik hield bij die gelegenheid het onderstaande toespraakje.
De directeur van een bedrijf had kaartjes gekregen voor Schuberts Unvollendete Symphonie, maar moest verstek laten gaan. Hij gaf de kaartjes aan zijn kwaliteitsmanager. Op de vraag of hij het concert mooi had gevonden, schreef de kwaliteitsmanager het volgende memo:
‘Gedurende lange periodes hadden de vier hoboïsten niets te doen. Ik adviseer om hun aantal te reduceren en hun werk te verspreiden over het hele orkest, waardoor pieken van activiteit kunnen worden geëlimineerd. Verder heb ik geconstateerd dat alle twaalf violisten identieke noten spelen. Dat is een nodeloze duplicering; de bezetting van de vioolsectie zou dus drastisch moeten worden verkleind. De hoornsectie herhaalde een passage die al door de strijkers was gespeeld; die herhaling diende geen enkel nuttig doel. Als al zulke overbodige passages zouden worden geëlimineerd, zou het concert kunnen worden teruggebracht van 2 uur tot 20 minuten. En als Schubert om te beginnen aandacht had geschonken aan dit soort zaken, had hij de symfonie waarschijnlijk wél kunnen voltooien.’
De essentie van deze parabel is dat sommige menselijke activiteiten zich niet ongestraft, dat wil zeggen: zonder kwaliteitsverlies, onder het juk van het efficiency-denken laten brengen. Dat geldt voor kunst, maar ook voor wetenschap – en voor het wetenschappelijk onderwijs. Sinds de invoering van het bachelor-mastersysteem in 2002 is de nominale studieduur in de meeste opleidingen teruggebracht tot 3+1 jaar. Dat leidde tot een dichtgetimmerd, schools programma, waarin docenten en studenten nauwelijks tijd hebben met elkaar in gesprek te komen. Tegelijkertijd weten we dat het gesprek een van de belangrijkste vormende activiteiten in het onderwijs is. Frits van Oostrom wees daar vorig jaar nog eens op in zijn diesrede.
Stel dat je dit ideaal – reflectie en vorming door met elkaar in gesprek te zijn – zou willen bereiken, wat heb je dan nodig? Het antwoord: tijd en een kleinschalige opzet. Dat is wat we in het DC proberen te realiseren. Vergeleken met de gewone opleidingen slagen we daar in: er is meer interactie tussen studenten en docenten en ook tussen studenten onderling. En die interactie is ook ‘breedbandiger’: het gaat niet alleen om kennisoverdracht, maar ook om het leren begrijpen van andere standpunten en visies, van andere ervaringswerelden die onherroepelijk verbonden zijn met het volgen van uiteenlopende studies. Informele uitwisseling – tijdens de wekelijkse nazit-met-pizza en tijdens excursies – speelt daarin een belangrijke rol.
Om u een beeld te geven van die verschillende ervaringswerelden: in mijn groep gaat het om studenten uit meer dan 20 verschillende opleidingen, van Aardwetenschappen tot en met Wijsbegeerte en Wiskunde, en daar tussenin alle varianten van alfa, bèta en gamma die je maar kunt bedenken. Dat vertegenwoordigt niet alleen een smeltkroes van kennis, maar ook van verschillende culturen en stijlen van wetenschap bedrijven. Wie het DC binnenkomt met het idee dat wel ergens zou vastliggen wat goede wetenschap is (uiteraard vooral je eigen discipline) en dat iedereen zich daar dan aan zou houden, is dat idee – dat vooroordeel – snel kwijt. Heel precies uitzoeken hoe iets werkt of hoe iets komt, dat is kenmerkend voor alle takken van wetenschap. De verschillen zitten vooral in de concrete vormgeving van het onderzoek.
Het DC belichaamt waar de universiteit van oudsher voor bedoeld was: het gaat niet alleen om kennis (vakkennis) opdoen, maar ook om gevormd te worden tot academicus, iemand die in staat is verstandige afwegingen te maken en bezonnen oordelen te vellen; die in staat is kennis te plaatsen en te gebruiken in een specifieke, historisch gesitueerde context. Kennis moet tijd en ruimte krijgen om verwerkt te worden, kennis moet bezinken om te voorkomen dat deze, naar een uitspraak van Max Scheler, ‘onverteerd in de maag rammelt’.
Helaas zijn de hedendaagse universiteiten en hun opleidingen steeds instrumenteler geworden en is er voor dit soort bezinking en verwerking steeds minder tijd. Het DC is zo bezien een reminder voor de Universiteit Utrecht dat ware excellentie niet te vinden is in lange publicatielijsten, hoge impactscores of een plaats in de top-vijftig op internationale rankings. Ware excellentie zit in het belangeloos en geduldig streven naar kennis en inzicht. Geen gejakker. Gelukkig is het DC niet alleen een reminder, het is ook een levende werkelijkheid, en die hebben deze studenten met ons gecreëerd.
Ik ga de studenten uit mijn groep zo dadelijk in 2 x 10 minuten hun getuigschrift uitreiken. Dat stuit mij eigenlijk, als rechtgeaarde Cartesiaan, tegen de borst: ik zou liever iedere student individueel willen toespreken. We zouden dan wel de borrel mislopen, en dat wil u (en mijzelf) ook weer niet aandoen. Laat ik afsluiten met tegen de studenten te zeggen: ik heb van jullie gezelschap genoten. Ik hoop jullie nog regelmatig tegen te komen en dan te horen dat het jullie goed gaat. Dus: het ga jullie goed!
7 July 2016
If you want to comment, please login on the left side of the page with your UU account..