Logo Universiteit Utrecht

Docentencommunity TAUU

Community

Kleinschalig onderwijs – wat als studenten niet komen opdagen?

Bij ons op de faculteit hebben we veel kleinschalig onderwijs in groepen van ongeveer 15 studenten. Ik ben daar een groot voorstander van en vind het leuk om te doen, het is persoonlijk en stimuleert studenten tot actieve deelname. Tegelijkertijd is dat laatste ook een nadeel, omdat deze onderwijsvorm sterk afhankelijk is van die actieve deelname.

Ik maak helaas vaak mee dat de opkomst bij de werkgroepen laag is en ben zeker niet de enige. In extreme gevallen geef je les aan een groepje van vier of vijf. Dit is niet alleen zonde van tijd en geld, je kunt sommige werkvormen ook gewoon niet goed uitvoeren met zo’n kleine groep. Dit is voor zowel de docent als voor de studenten die wel aanwezig zijn ontzettend frustrerend. Hoe kunnen we zorgen dat studenten wat meer verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen leerproces? Of moeten we het zo gaan organiseren dat studenten zich moeten áánmelden voor de werkgroepen, in plaats van afmelden?


Mathil Gelens
22 oktober 2019

Reacties

  1. Anneke van Houwelingen

    Kleinschalig onderwijs is leuk, motiverend en stimulerend voor studenten en docenten. Helaas kan dit in de praktijk wel eens tegenvallen. Je wilt graag dat studenten betrokken zijn, gemotiveerd raken en blijven komen.

    De oplossing die je aandraagt (aanmelden voor een bijeenkomst i.p.v. afmelden) is wel in lijn met de autonomie van de student. De student kan zelf bepalen of hij/zij aanwezig is. Dit heeft natuurlijk voordelen; je houdt de gemotiveerde studenten over. Je kunt dan ook besluiten om groepen samen te voegen. Maar wat doe je als je merkt dat deze oplossing niet afdoende is? Er zijn ook andere manieren om je studenten te motiveren.

    Laten we eens kijken naar bijvoorbeeld het nut van de bijeenkomsten. Is het doel van de bijeenkomsten voor de student duidelijk? Het kan helpen om duidelijk te maken wat het doel is van de bijeenkomsten in het kader van de cursus, hun carrière, beroepsperspectief en/of maatschappelijke omgeving. Dit kun je doen door ‘real-life’ voorbeelden te geven. Sla het nieuws erop na en je vindt al snel een aantal interessante voorbeelden. Begin de bijeenkomsten eens met het bespreken van deze voorbeelden en kijk eens wat dit oplevert.

    Of kijken naar de betrokkenheid van de studenten. Met het kleinschalige onderwijs is het vrij gemakkelijk om studenten te leren kennen, zeker als je dezelfde groepen meerdere keren mag begeleiden. Wat valt je als docent dan op aan de groep? Zijn de studenten bezig met de leerstof? Of juist met andere zaken? Waarom blijft die ene student weg? Bespreek eens met de studenten wat je observeert. Toon interesse in de studenten en hoor wat er allemaal kan spelen. Wees je als docent bewust hoe jouw onderwijs geroosterd is binnen de rest van hun programma. Het kan zijn dat een andere cursus een deadline heeft op het moment van de bijeenkomst. Wellicht kun je met een kleine (rooster)aanpassing al veel bereiken. Bij zaken in de privésfeer kun je de student een helpende hand geven door ze te verwijzen naar hun tutor/mentor en/of studieadviseur.

    Wat ook nog wel eens wil werken is inzichtelijk maken dat het leerproces afhankelijk is van de inzet van de gehele groep. Ik heb recentelijk weer mogen aanschouwen dat studenten elkaar kunnen helpen door fysiek aanwezig te zijn bij een bijeenkomst. Er ontstond een rijke leeromgeving waarin studenten elkaar konden bevragen. Ik heb de bijeenkomst onderbroken en besproken wat ik zag gebeuren. Dit zette de studenten aan het denken waardoor zij mogelijk een volgende keer weer willen komen. Het was immers een fijne en effectieve bijeenkomst.

    Mocht je door mijn reactie geïnteresseerd geraakt zijn in het onderwerp motivatie dan wil ik je uitnodigen om aan te schuiven bij een van de bijeenkomsten van de SIG motivatie (https://www.uu.nl/onderwijs/centre-for-academic-teaching-0/community-netwerk/special-interest-groups-sigs/sig-motivatie)

  2. Reinier (Raniero) Speelman
    Reinier (Raniero) Speelman

    Bij mijn opleiding (Italiaans) zijn de groepen sowieso erg klein, vooral in jaar 2 en 3 (met de zgn. verdiepingspakketten). Ook hier komt wel voor dat de helft van de studenten regelmatig verstek laat gaan. Bij vrijwel alle cursussen geven we in de cursusbeschrijving aan dat aanwezigheid verplicht is en maximaal 2 bijeenkomsten mogen worden verzuimd. Dreigen het er meer te worden, dan spreken we de studenten erop aan. Dit werkt. Lastiger wordt het als sommige studenten (met 2 studies) niet bij één lesblok kunnen zijn. Geef je hun vrijstelling van aanwezigheid op één blok per week, dan wordt het lastiger om hun collega’s strenger te bejegenen: zij komen wellicht vaker dan de gedeeltelijk vrijgestelde student. Een ander lastig punt is dat je geen uitleg van absentie mag vragen i.v.m. privacyreglementering. Afzeggingen houden hier rekening mee “geachte docent, vandaag kan ik niet op college zijn” schept minder duidelijkheid dan een reële reden van absentie. In wezen creëert de universiteit ongelijkheid tussen docenten (die niet zomaar een dag zonder geldige reden kunnen wegblijven) en studenten (die dat wel kunnen). Een lastige situatie. Blijft natuurlijk de mogelijkheid om presentie in een deelcijfer “Actieve deelname” mee te wegen. Daar het dan meestal om 10% van het totaal gaat, zal het effect dan vrij gering zijn.

U moet ingelogd zijn om te reageren, gebruik het formulier aan de linkerkant om in te loggen met uw solis gegevens.

Gerelateerd