Logo Universiteit Utrecht

Docentencommunity TAUU

Blog

“Jij bent een slechte docent, want je hebt een lage cursusevaluatie…”

In de afgelopen jaren is er een stortvloed aan artikelen over universitaire cursusevaluaties gepubliceerd. Veel daarvan geven sterk de indruk dat er zeer veel mis is met zulke cursusevaluaties door studenten. Zowel het onder de aandacht gebrachte aanbod aan academische artikelen als de meer populair wetenschappelijke schrijfsels zijn overwegend negatief. Zo zijn daar krachtige aantijgingen van onbewust racisme en seksisme, maar ook onderzoeken die op overtuigende manier betogen dat de gemiddelde student een cursus waarin hij of zij wordt uitgedaagd en veel leert, lager beoordeelt dan een cursus die vooral bestaande overtuigingen bevestigt en weinig toevoegt aan het intellectuele arsenaal van de student. Verder zorgt de doorgaans lage opkomst bij deze evaluaties voor een disproportioneel grote invloed van een boze eenling op de uitkomst.

Als dit alles klopt, dan is er uiteraard maar één oplossing: we moeten de cursusevaluaties drastisch veranderen, zoniet geheel afschaffen. Toch ligt de zaak, naar goed academisch gebruik, iets ingewikkelder. Het academisch debat over de betrouwbaarheid van cursusevaluaties is al zo’n honderd jaar oud. In die honderd jaar zijn er inderdaad een heleboel anti-artikelen verschenen, maar ook een heleboel pro-artikelen. Nu is dit, zeker in de sociale wetenschappen, niet zeer verassend. Enige nadere beschouwing van de meningen leert al snel dat het niet zo eenvoudig is om een éénduidig oordeel te vellen over de merites van cursusevaluaties, laat staan een oordeel dat ook nog eens tot overeenstemming in zowel het pro- als het anti-kamp leidt.

Misschien is het dan zo dat dit een echt academisch debat is: het duurt eindeloos en er komt geen toepasbaar resultaat uit.

Maar het zou ook zo kunnen zijn dat het recente oplaaien van dit debat een andere oorzaak heeft, en dus wellicht ook een andere oplossing behoeft. Ik ken maar weinig docenten die voorstander zijn van het radicaal afschaffen van de cursusevaluaties. De meesten vinden dat er, behalve een flinke dosis ergernis voor de docent, ook vaak nuttige en constructieve kritiek bij zit. Docenten lijken dit te vinden, terwijl ze zich terdege bewust zijn van de tekortkomingen van de evaluaties. Dus waarom alle ophef? Ik vermoed dat het antwoord te maken heeft met een andere trend aan de universiteiten in zowel binnen- als buitenland: de eindeloze verantwoordingsdrang.

In de afgelopen tien tot vijftien jaar is wat eens een handig hulpmiddel was voor universitair docenten, hoe omstreden ook, uitgegroeid tot een keihard instrument van de immer voortdenderende bureaucratie. Niet langer is de uitkomst van de evaluatie voornamelijk voor de docent. In veel gevallen is de cursusevaluatie de enige manier waarop de kwaliteiten van een docent beoordeeld worden. Het verschil tussen een vast contract en geen vast contract kan gemaakt worden door wat je studenten van je vinden. Vaak wordt de evaluatie dan ook nog eens gereduceerd tot een al helemaal nietszeggend gemiddeld cijfer, ergens tussen 1 en 5. Er hangt, vooral voor jonge, tijdelijk aangestelde docenten veel van af. Daar komt nog bij dat de evaluaties in de meeste gevallen geen duidelijk onderscheid maken tussen de docent en de cursus. Dit houdt in dat het vaak niet de cursus is, die geëvalueerd wordt, maar de docent. Dit maakt de evaluaties op een soms pijnlijke manier persoonlijk, en wanneer de uitkomsten door faculteiten worden gebruikt om de kwaliteit van het onderwijs vast te stellen, leidt dit tot een wat ordinaire populariteitsstrijd.

Toch zijn universiteiten blij met dit soort kwantificeerbare uitkomsten. Het maakt het zo ontzettend gemakkelijk om ‘aan te tonen’ dat het onderwijs op universiteit X van hoog niveau is. Maar als de twijfels over de betrouwbaarheid van deze cursusevaluaties zelfs maar gedeeltelijk terecht zijn, dan is het hoogst onverantwoordelijk om er zoveel gewicht aan te geven. De verantwoording die aan de subsidie verstrekkende overheid wordt afgelegd is een schijnverantwoording. Natuurlijk zijn de universiteitsbesturen zich hiervan bewust. Het zou ze dan ook sieren als ze iets meer weerstand zouden bieden aan een overheid die in toenemende mate eenvoudige, eenduidige, en vooral korte antwoorden eist op ingewikkelde vragen over de kwaliteit van het onderwijs aan de universiteit. Maar hoe?

Stefan Collini beschrijft wat hij the fallacy of accountability noemt als “the belief that the process of reporting on an activity in the approved form provides some guarantee that something worthwhile has been properly done” (What Are Universities For? 2012, p.108). Dit denken leidt ertoe dat diegenen in de universitaire hiërarchie die verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van het onderwijs zich tevreden kunnen stellen door zelf verantwoording af te leggen voor het erop toezien dat de regels van de cursusevaluaties worden nageleefd. Op deze manier kan het zo zijn dat er al heel lang niet meer wordt nagedacht over hoe we de kwaliteit van het onderwijs werkelijk kunnen verbeteren, maar slechts over hoe de nummertjes voldoen aan de eisen van de overheid. Zolang de kwaliteitscontrole-cyclus maar rond is, is er niets aan de hand.

Het is niet moeilijk voor te stellen wat een dergelijke situatie aan onwenselijke consequenties met zich meebrengt. Onze studenten hebben een steeds lagere tolerantie voor de meer excentrieke docent, hoe briljant ook. Als de studenten moeite moeten doen om een college te volgen, dan betekent dat maar al te vaak dat ze het saai of niet toegankelijk genoeg vinden, met alle gevolgen voor de evaluaties. Jonge, minder ervaren docenten worden gedwongen zich iets aan te trekken van de alsmaar toenemende eisen die studenten stellen aan hun docenten. Het nauwkeurig ‘rubriceren’ van alle vereisten voor een tentamen of essay is bijna standaard geworden. Daarbij vergeleken lijkt het meer traditionele ‘voorkauwen’ een didactisch hoogstandje.

De UU profileert zich graag als een pionier op onderwijsgebied. Het lijkt mij dat de cursusevaluaties een uitgelezen kans bieden om deze pretentie waar te maken. Zou het niet dapper en verfrissend zijn als de UU zich niet meer via de nietszeggende nummertjes van de cursusevaluaties zou verantwoorden voor de kwaliteit van het onderwijs? In plaats daarvan zou onze universiteit erop kunnen vertrouwen dat een goede begeleiding van junior docenten en een peer review systeem veel meer oplevert, omdat het voortdurend bijdraagt aan het beter doceren van alle docenten.

De cursusevaluaties hoeven niet afgeschaft te worden. Maar een flinke herziening van de inhoud en het doel van de evaluaties heeft al veel te lang op zich laten wachten. De nieuwe versie zou dan weer een nuttig hulpmiddel worden voor alle docenten.


Floris van der Burg
30 september 2016
Kennistags:

Reacties

  1. Smagt, M.J. van der (Maarten)
    Smagt, M.J. van der (Maarten)

    Beste Floris,
    goede blog, en je snijdt een belangrijk probleem aan. Eigenlijk wel drie.
    Maar, als positieve noot, het evaluatieproces is ook aan ontwikkelingen onderhevig. Zo wordt door een van onze junior docenten bij Psychologie, een door hem zelf ontwikkelde versie van werkgroepevaluaties nader onderzocht en verfijnd. Dit is een evaluatie die specifiek is, en waaraan de werkgroepdocenten ook zelf werkelijk iets hebben. Bij ons wordt deze versie (of een samenvatting hiervan) tegenwoordig gebruikt in de B&O cyclus. Overigens is dit slechts als indicatie, en maar één van de middelen die wij gebruiken om naar de kwaliteit van de docent te kijken. Als je meer informatie wil, neem dan even contact op. Dan breng ik jullie in contact.

  2. Tom Slöetjes
    Tom Slöetjes

    Beste Floris en Malou,

    Bedankt voor jullie interesse in onze werkwijze rondom docent begeleiding en evaluaties. In mijn blog van vandaag vinden jullie een inkijk in onze werkwijze en de ervaringen van ons docententeam.

    Met vriendelijke groet,
    Tom Slöetjes

U moet ingelogd zijn om te reageren, gebruik het formulier aan de linkerkant om in te loggen met uw solis gegevens.

Gerelateerd